Hoe bepaal ik of een ruimte die buiten de thermische zone valt een aangrenzende onverwarmde ruimte of een aangrenzende verwarmde ruimte is?

82.1/75.1 - basis - detail


De bepaling of ruimtes tot de thermische zone behoren gaat als volgt:

1. In hoofdstuk 7.2.2 (ISSO 82.1) of tabel 7.2 (ISSO 75.1) staan ruimtes genoemd, die per definitie nooit tot de thermische zone behoren. Een voorbeeld hiervan zijn clusters van bergingen in een woon- of combinatiegebouw en technische ruimtes van gebouwen met een Ag van meer dan 500 m2.

2. Van de resterende Overige ruimtes wordt met hoofdstuk 7.4 (ISSO 75.1) of 7.2.2 (ISSO 82.1) bepaald of ruimtes binnen of buiten de bouwkundige thermische schil van het gehele gebouw vallen. 


Ruimtes die niet in de thermische zone vallen kunnen AVR, AOR of AOS of sterk geventileerd zijn. Voor de ruimtes die volgens H7 buiten de thermische zone vallen, wordt met afbeelding 8.21 bepaald of deze (aangrenzend) verwarmd, onverwarmd etc. zijn. Een berging of technische ruimte kan op basis van afbeelding 8.21 bijvoorbeeld aangemerkt worden als AVR als deze binnen de bouwkundige thermische schil van het gehele gebouw ligt, ook als deze geen afgiftesysteem heeft en niet jaarrond een temperatuur van ten minste 15 graden heeft.


Het opnameprotocol spreekt over het "verblijf van personen", de NTA 8800 spreekt over een warmte-afgifte element welke niet (slechts) bedoeld is voor het vorstvrij houden van de ruimte. Een vorstbeveiliging kan een temp. tot 15 graden niet garanderen. Als je aannemelijk kunt maken dat de radiatoren de ruimte > 15 graden kunnen houden en dus meer zijn dan enkel vorstbeveiliging, dan kun je dit als gebouwgebonden warmteafgiftesysteem beschouwen. Je dient je keuze te onderbouwen in je projectdossier. 


28-06-2023


Wij adviseren je bovenstaand antwoord op te nemen in het projectdossier. Je mag afwijken van het antwoord mits zorgvuldig onderbouwd. Voor meer informatie over onze werkwijze verwijzen we naar  https://stichtingkego.nl/over-ons/