Hoe moet je omgaan met de situatie bij utiliteitsgebouwen waarin binnen één ruimte meer dan één verwarmingssysteem (of koelsysteem) aanwezig is?

75.1 - basis - detail


Hier kunnen 2 scenario’s (A of B) aan de hand zijn (zie ook ISSO 75.1 H7.5):


A.    Het betreft 2 aparte verwarmingssystemen met ieder hun eigen afgiftesysteem, bijvoorbeeld 1:CV-ketel + distributie water + radiatoren; plus 2:VRF+fancoil (Airco). 


Er kan aan de ruimte slechts één verwarmingssysteem toegekend worden. Welk systeem dat is, wordt bepaald door:


1.    het verwarmingssysteem dat het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt. 

a.    Als uit een actuele regeltechnische omschrijving blijkt welk systeem het grootste aandeel in de warmtelevering heeft, moet dat systeem worden gekozen.

b.    In andere gevallen wordt er vanuit gegaan dat het systeem dat het grootste vloeroppervlakte in de rekenzone verwarmt ook het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt. Ook voor een systeem dat de basislast levert (bijvoorbeeld betonkernactivering, vloerverwarming), wordt ervan uitgegaan dat dat systeem het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt.

c.    Als een ruimte is voorzien van lokale elektrische (bij)verwarming (IR-panelen, elektrische kachels) en deze is duidelijk aanwezig (in meer dan ca. 15% de ruimte, bij alle werkplekken, bij de zithoeken, enz), dan moet deze lokale elektrische (IR) verwarming als hoofdverwarmingssysteem worden gezien en ervan worden uitgegaan dat deze de volledige warmtevraag levert.

2.    Als bovenstaande niet eenduidig is vast te stellen, moet het systeem worden gebruikt met de hoogste (ontwerp-) systeemtemperatuur.


Een warmteopwekker die alleen gekoppeld is aan de luchtbehandeling, waarbij de luchtbehandeling niet het primaire warmteafgiftesysteem betreft (omdat er bijvoorbeeld radiatoren aanwezig zijn), mag niet als preferent toestel worden ingevoerd. Voor toelichting en voorbeelden zie H7.5. Zie ook H9.2


B.    Het betreft 2 afgiftesystemen van hetzelfde verwarmingssysteem, radiatoren en vloerverwarming zijn aangesloten op hetzelfde distributiesysteem en opwekker(s). Hier kan slechts één afgiftesysteem aan de ruimte toegekend worden. Dat is het afgiftesysteem met de hoogste prioriteit in H9.5.3


Het kan voorkomen dat binnen één verwarmingssysteem de ene ruimte verwarmd wordt door het ene afgiftesysteem en een tweede ruimte met een ander afgiftesysteem, bijvoorbeeld: de kantoren met vloerverwarming en de kantine met radiatoren. In dat geval is er nog steeds sprake van één verwarmingssysteem. Bij de bepaling van de klimatiseringszones is het in dat geval dus niet nodig (mag wel) om op basis van het verwarmingssysteem te splitsen in meerdere klimatiseringszones.


Als er twee verwarmingssystemen (dus twee gescheiden distributiesystemen) zijn met dezelfde opwekker, dan mag dit als één systeem beschouwd worden. Ook in het geval dat er verschillende afgiftesystemen zijn. Splitsen mag dan wel, maar is niet verplicht.


09-3-2024


Oude antwoord:


De tekst in de NTA is nu als volgt aangepast: Indien een ruimte meerdere verwarmingssystemen (opwekking, distributie en afgifte) heeft, dient in de berekening het verwarmingssysteem te worden gebruikt dat het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt. Indien dit niet eenduidig is vast te stellen, moet het systeem worden gebruikt met de hoogste (ontwerp-) systeemtemperatuur.


OPMERKING 1: Er wordt vanuit gegaan dat het systeem dat het grootste vloeroppervlakte in de rekenzone verwarmt ook het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt. Ook voor een systeem dat de basislast levert (bijvoorbeeld betonkern activering, vloerverwarming), wordt ervan uitgegaan dat dat systeem het grootste aandeel van de warmtebehoefte van de rekenzone dekt.


OPMERKING 2: Indien na de oplevering een additioneel systeem is aangebracht, bijvoorbeeld een airco waarmee ook kan worden verwarmd, wordt er vanuitgegaan dat het initiële systeem dat bij de oplevering aanwezig was het grootste aandeel in de warmtebehoefte van de rekenzone dekt.


OPMERKING 3: Indien uit een actuele regeltechnische omschrijving blijkt welk systeem het grootste aandeel in de warmtelevering heeft, moet dat systeem worden gekozen. 


OPMERKING 4: Indien een ruimte is voorzien van lokale elektrische (IR) (bij)verwarming en deze is duidelijk aanwezig (in meer dan ca. 15% de ruimte, bij alle werkplekken, bij de zithoeken, enz), dat moet deze lokale elektrische (IR) verwarming als hoofdverwarmingssysteem worden gezien en er vano worden uitgegaan dat deze de volledige warmtevraag levert. 


28-01-2024


Wij adviseren je bovenstaand antwoord op te nemen in het projectdossier. Je mag afwijken van het antwoord mits zorgvuldig onderbouwd. Voor meer informatie over onze werkwijze verwijzen we naar  https://stichtingkego.nl/over-ons/